De criteria die maken dat een onderneming een kleine onderneming, dan wel een grote onderneming is, zijn al zowat 10 jaar niet meer aangepast. Gezien de (felle) inflatie de voorbije jaren, betekent dat dus dat een aantal ondernemingen door een (louter inflatoir gedreven) grotere omzet of balanstotaal zich ineens “groot” mogen/moeten noemen, ook al zijn ze in se eigenlijk niet veranderd. Behalve de eer om zichzelf “groot” te noemen, is de pret al bij al vrij beperkt: grote jongens moeten een volledig jaarrekeningschema neerleggen en zich dus meer blootgeven aan de buitenwereld (waarbij minstens de omzet dient te worden prijsgegeven [en dus ook de bruto-marge], wat bij niet-groten niet verplicht is), dienen de extra kosten van een commissaris-revisor te dragen (hoewel die mensen ook wel hun merites hebben uiteraard, maar waarbij de individuele aandeelhouder zijn individueel controlerecht teloor ziet gaan), en worden van een hele afdeling van de fiscale snoepjeswinkel uitgesloten (zoals van de mogelijkheid om liquidatiereserves aan te leggen, of [mits andere voorwaarden] kunnen genieten van een tarief van slechts 20% i.p.v. 25% op de eerste € 100.000,00 winst, of [mits andere voorwaarden] de verlaagde RV bij uitkeringen van slechts 15% i.p.v. 30%), investeringsaftrek, … Europees werd nu echter de kogel door de kerk gejaagd en de drempel van 4,5 miljoen balanstotaal zal nu voor 2024 door de lidstaten al minstens tot 5 miljoen moeten opgetrokken worden en de drempel van 9 miljoen omzet minstens tot 10 miljoen. We zeggen “minstens” omdat België de vorige keer 12,5% boven de Europese minimale drempel gegaan is met haar minima. Of ze dat nu weer gaan doen, is maar de vraag… We houden u op de hoogte wanneer de hakbijl gevallen is!