Het Hof van Beroep in Antwerpen is tot een arrest gekomen dat we maar matig kunnen appreciëren. Het gaat om het volgende: een projectontwikkelaar koopt een (nogal vervallen) onroerend goed om het later (na renovatiewerken) te verkopen, hij gooit een deel plat en hij laat een architect plannen tekenen voor de verbouwing en hij doet nog allerlei kosten. Omdat het boekjaar echter vrij florissant was, beslist de ontwikkelaar om de afbraakkosten, de minderwaarde op het onroerend en de architectenerelonen in kosten te nemen om zo de winst en de fiscale pret voor de Staatskas wat te drukken. We zouden ze geen eten willen geven: al die bouwfirma’s, ontwikkelaars en gewone ondernemers die voorgaande heel logisch vinden en het zelfs zelf al eens toegepast hebben…
Wat zegt nu dat Hof van Beroep met een advies van de CBN (Commissie voor Boekhoudkundige Normen) in de hand? Het volgende: “How zekerst: dat kan niet hé! U koopt dat om te verkopen, dus zo lang het niet verkocht is, is dat “Voorraad”. En hoe waardeert ge voorraad? Juist: aan aanschaffingswaarde.” Dus al die afbraakwerken, de minwaarde, de kosten van de architect,… dienen in voorraad opgenomen te worden tot het goed weer verkocht wordt; u mag al die dingen echt niet in kosten gaan draaien! We krijgen slechts één uitzondering: de intercalaire intresten, daar mogen we wél kiezen… Dat arrest correct toepassen zal menige resultatenrekening doen opveren, vrezen we!
Uiteraard, als u zich écht mispakt heeft bij de aankoop en de marktwaarde van wat je geboekt hebt als voorraad, is lager: dan zal u achter het schild van het voorzichtigheidsprincipe wél wat marge naar beneden hebben. Maar als ondernemer hoopt u dat deze laatste zin niet op uw projecten van toepassing is, niet?